Opening Hans van Haalen

Daan Van SpeybroekOpeningswoord

Beste Hans van Haalen, geachte aanwezigen, bekijken we de geëxposeerde werken van Hans van Haalen, dan is er bijna altijd een detail dat ons treft of ons minstens herkenbaar voorkomt. Dat heeft te maken met het feit dat de kunstenaar werkt met bestaand beeldmateriaal aan kranten en tijdschriften ontleend (evenals met digitale beelden uit de media). Meteen herkennen we iets, zijn we geboeid en voelen we ons aangetrokken door de schilderijen.

Dat is met het werk van deze kunstenaar ooit anders geweest. Zijn vroeg werk, van decennia geleden, bleef hermetisch; het was moeilijk om erbij te geraken, om er toegang toe te krijgen. Werden we erdoor geboeid, dan was het eerder door het gevoel van te zijn buitengesloten. We stelden ons vragen als: ‘Wat is er met én in dit werk aan de hand, wat gebeurt daar?’

In dit gesloten en op zichzelf betrokken zijn van het werk raakte de kunstenaar destijds zelf verstrikt, gevangen en opgesloten. Hij moest er zien uit te breken en dat is hem gelukt door decennia lang geen kunst meer te maken, door geen kunstenaar meer te zijn.

Deze keuze was niet enkel een verzaken. Het positieve en het heilzame eraan is dat hij zich anders tot de wereld is gaan verhouden. Hij begon in de psychiatrie te werken en dat doet hij tot op heden: parttime, in de Pompekliniek in Nijmegen.

Zo leerde hij de wereld wél kennen en dit aan het andere uiterste van de kunst: de kant van gewelddadige ontsporingen. Het werden uitersten die om zo te zeggen elkaar ontmoeten, die hij bij elkaar heeft gebracht.

In onze wereld waarin alles herleid wordt tot communicatie en de problemen tot louter communicatiestoornissen, neemt Hans van Haalen een andere invalshoek. In zijn vroeg werk trachtte hij reeds aan de dominantie van de communicatie te ontsnappen. Met zijn non-communicatieve kunst ging hij ertegenin.

Door thans te werken in de Pompekliniek wordt hij geconfronteerd met mensen die op een uiterst gewelddadige wijze met de communicatie hebben gebroken. Maar Hans van Haalen blijft in ieder van hen de mens zien en de afgrondelijke menselijkheid die in hun gedrag schuilgaat. Dit opende bij hem de weg om iets diep menselijks in zijn huidige kunstenaarschap op te nemen.

Ik zie dit als de achtergrond van waaruit de kunst van Hans van Haalen thans naar voren kom. En zo keer ik terug naar de tentoonstelling van vandaag.

Ongeveer drieënhalf jaar geleden begon Hans van Haalen opnieuw te schilderen. Het is een teken van wáár kunstenaarschap dat zich daadwerkelijk manifesteert. Zijn kunstenaarschap is voor hem een existentiële noodwendigheid: iets dat moét, dat opnieuw moet… zoals hij ooit, omwille van de Kunst – met hoofdletter –, met schilderen móest stoppen.

In zijn recent werk laat zich een verwantschap aanvoelen met wat in de literatuur le plaisir du texte / het genot van de tekst wordt genoemd. Vertaald naar de schilderkunst gaat het om het genot van het schilderen. Dit is niet enkel een fundamenteel deelachtig zijn aan de Kunst, het getuigt tegelijk van een groot en wijs menselijk inzicht in wat kunst is. Kan Hans van Halen als basis voor zijn kunstenaarschap iets beters en stevigers hebben?

De confrontatie met de wereld – met de extremiteit van een segment van deze wereld – werd een vruchtbare bodem voor zijn kunst. Hij verbaast zich erover dat het beeldmateriaal dat hij als de basis van zijn schilderijen kiest en hij uit kranten, tijdschrift en van het beeldscherm plukt, vaak een gewelddadige aspect bevat. Hij vindt het vreemd, terwijl ik denk: hoe kan het anders wanneer je meer dan de helft van de week in een omgeving werkt die aan gewelddadigheid refereert. Zijn beroepsactiviteit en zijn schilderkunst, die hij beide zeer ernstig neemt, kunnen nu eenmaal niet los van elkaar bestaan.

Maar om een dergelijk verwantschap tot kunst te maken mag ze niet in gewelddadige scènes blijven steken. Dat voelt de kunstenaar perfect aan: in de gewelddadigheid ervaart hij (zoals reeds gezegd) iets diep menselijks dat ontspoord is geraakt en zich in de kunst in zijn tegendeel doet gelden. Zonder de gewelddadigheid uit te wissen maakt dit zijn kunst in haar ambivalentie aangrijpend.

Hoe vindt de vertaling, de omzetting van het een in zijn tegendeel plaats zonder de ambivalentie daarbij verloren gaat? Het beeldmateriaal ontleend aan de heersende media wordt met andere beelden in verband gebracht – hetgeen we ‘contextualiseren’ noemen.

Het is een complex gebeuren dat in de schilderijen plaatsvindt, net zoals de beelden die we in het dagelijks leven te zien krijgen elkaar in een hoog tempo opvolgen en vaak geen verband houden met elkaar. Dergelijke beelden worden in het geheel van een schilderij opgenomen en geconfronteerd met beelden die beklijven – beelden vaak aan dezelfde media ontleend. Het zijn beelden die we niet kunnen en mogen vergeten! Zo zien we bijvoorbeeld op bepaalde schilderijen barakken van concentratiekampen. Deze roepen de vluchtige beelden tot de orde, ze bedwingen ze. Ook het werken tegen een grijze achtergrond, waaruit licht en kleuren naar voren komen, draagt daartoe bij.

Hiermee beland ik bij een ander essentieel aspect van deze kunst: de gelaagdheid. Het werk van Hans van Haalen heeft van oudsher meerdere niveaus. In zijn vroeg werk vormden ze een compact geheel dat op zeker moment té compact, té in elkaar gedrukt en té gesloten werd.

Thans komt de gelaagdheid meer tot uiting: meerdere lagen worden over elkaar heen geschilderd maar tegelijk blijven er uitsparingen zodat diepere lagen zichtbaar blijven. In een van de werken hier tentoongesteld worden deze niveaus uit elkaar gehaald en worden drie gedaantes of stadia of lagen gepresenteerd: een schilderij, een herschildering op plexiglas – die omwille van de ondergrond geleidelijk afbladdert – en een derde gedaante waarbij een moment van de afbrokkeling is gefixeerd. Door deze drie niveaus of lagen niet direct naast elkaar op te hangen, vormen ze een specifieke eenheid die de lagen een zelfstandigheid verleent.

Er valt veel meer over het werk van Hans van Haalen te vertellen, en ieder van u die zijn kunst ernstig neemt, zal er zijn weg in zoeken en zijn verhouding mee vinden.

Daarbij blijft steeds de vraag: hoe bewerkstelligt de kunstenaar dit? Het lijkt me dat het komt door de bijzondere sensibiliteit van het werk. Hans vertelde me dat hij zeer fragmentarisch aan zijn schilderijen werkt: als hij een uurtje vrij heeft, even tussendoor, op de dagen dat hij niet in de Pompekliniek werk of wanneer hij thuis komt en nog even naar zijn atelier op de zolder gaat.

Het doet me denken aan wat uit feministische analyses naar voren komt: dat vrouwen hun kunst vaak niet aan een stuk door kunnen creëren, want de kinderen moeten van school worden gehaald, het huishouden moet worden gedaan of er dient te worden gekookt. Dit zijn evenzovele onderbrekingen. Als er vrouwelijke kenmerken voor kunst bestaan is dit er waarschijnlijk één ervan. (Sommigen zullen zeggen: ja, vroeger was het zo maar nu is het toch anders… ik maak me daaromtrent niet veel illusies…, maar dit terzijde).

Deze wijze van een fragmentarisch tot stand komen van kunstwerken geeft aan het werk een zekere cadans met hernemingen, herhalingen, overschilderingen, met nieuwe insteken, maar ook met wat ik eerder noemde: het plezier eraan te werken. Dit verleent het werk een bijzondere gevoeligheid en intensiteit. Ik proef dit in het hier geëxposeerde werk en zeg dan ook dat, niettegenstaande de gewelddadigheid van het beeldmateriaal ontleend aan kranten, tijdschriften en digitale voorstellingen gelegen aan de basis van de schilderijen van Hans van Haalen, er iets feminiens, ja, iets zeer gevoeligs in steekt.

Ik dank u.

Daan Van Speybroeck

8 januari 2023